WELCOME
This blog informs and reflects on the exhibition OH CRISIS at Huize Frankendael in Amsterdam. The exhibition presents a view through modern art towards the actual Credit Crisis.
We're now entering what may well be the most challenging man-made calamity in modern experience, a global financial crisis of unprecedented size, speed, interconnectedness and complexity. This event, also known as the Credit Crisis is not yet determined in terms of cause and effect. Our mission is to reaffirm the power of an open view, an in depth discussion, and an exploration of the Credit Crisis through art. Because art can unveil and may be able to present a different view. This exhibit explores some reflections on the current crisis. Works of the following artists are to be seen: (amongst others) Lara Almarcegui, Jan Fabre, William Monk, David Osbaldeston, Reed Siefer, Dave Sinai, Berend Strik, Remco Torenbosch, Koen van Mechelen, Roger van de Wouwer, Jason van der Woude
zondag 12 september 2010
Conservatisme gevolg van de Crisis?
Dreiging maakt linkse rakker conservatief
Conservatisme is een politieke reactie op een gevoel van angst en onzekerheid
Denken aan onrechtvaardigheid of een dreigende dood verandert progressieve, linkse studenten in conservatievelingen. Dat ontdekte een team Amerikaanse psychologen onder leiding van Paul R. Nail. Dit effect kenden we al in het groot: na de aanslagen van 11 september 2001 nam de steun voor de president Bush en zijn conservatieve beslissingen toe. Nu is voor het eerst met behulp van experimenten aangetoond dat ook voor individuen geldt dat de onzekerheid die met zulke dreigingen meekomt leidt tot een ‘ruk naar rechts’.
Nail en zijn collega’s verdeelden 161 studenten met allerlei politieke voorkeuren in twee groepen. De wetenschappers manipuleerden alleen de eerste groep zo, dat ze aan onrechtvaardigheid en de dood moesten denken. Daarna vroegen de wetenschappers alle studenten naar hun standpunt over onder meer de doodstraf en homoseksualiteit. Voor de ongemanipuleerde groep was dat standpunt niet verandert: ze waren nog even liberaal of conservatief als voor het experiment. Voor de groep die de dreiging van onrecht en dood wel had gevoeld, lag dat heel anders. De progressieve proefkonijnen waren nu net zo conservatief als een ‘van nature’ conservatieve student.
De dreiging van een terroristische aanslag doet ons aan de dood denken.
Conservatisme als bescherming tegen angst en onzekerheid
Met deze uitkomst tonen Nail en co aan dat een gevoel van dreiging – met de dood, met onrecht – leidt tot conservatisme. Daarmee vinden ze ook bewijs voor een theorie die in 2003 werd geopperd door de New Yorkse psycholoog John Jost en collega’s. Jost stelde toen dat politiek conservatisme een soort bescherming biedt tegen angst en onzekerheid. Hij baseerde dat op eerder onderzoek, waaruit bijvoorbeeld bleek dat conservatievelingen minder openstaan voor nieuwe ervaringen en moeilijker kunnen omgaan met dubbelzinnigheid dan linkse progressievelingen.
Ook de dreiging van een economische crisis kan van een progressieve linkserd een conservatieveling maken.
Niet iedereen was het eens met Josts conclusies. De Amerikaanse onderzoeker Jeff Greenberg en zijn Duitse collega Eva Jonas dachten dat dreiging er juist voor zou zorgen dat mensen sterker overtuigd raken van hun eigen politieke gelijk: een linkse rakker zou dan juist nog linkser en progressiever worden. Uit de experimenten van het team van Nail blijkt daar echter niets van. Het lijkt er dus op dat Jost gelijk heeft: angst en onzekerheid maken de mens conservatief.
Het artikel van Nail en collega’s zal verschijnen in het Journal of Experimental Social Psychology onder de titel ‘Threat causes liberals to think like conservatives’.
Conservatisme is een politieke reactie op een gevoel van angst en onzekerheid
Denken aan onrechtvaardigheid of een dreigende dood verandert progressieve, linkse studenten in conservatievelingen. Dat ontdekte een team Amerikaanse psychologen onder leiding van Paul R. Nail. Dit effect kenden we al in het groot: na de aanslagen van 11 september 2001 nam de steun voor de president Bush en zijn conservatieve beslissingen toe. Nu is voor het eerst met behulp van experimenten aangetoond dat ook voor individuen geldt dat de onzekerheid die met zulke dreigingen meekomt leidt tot een ‘ruk naar rechts’.
Nail en zijn collega’s verdeelden 161 studenten met allerlei politieke voorkeuren in twee groepen. De wetenschappers manipuleerden alleen de eerste groep zo, dat ze aan onrechtvaardigheid en de dood moesten denken. Daarna vroegen de wetenschappers alle studenten naar hun standpunt over onder meer de doodstraf en homoseksualiteit. Voor de ongemanipuleerde groep was dat standpunt niet verandert: ze waren nog even liberaal of conservatief als voor het experiment. Voor de groep die de dreiging van onrecht en dood wel had gevoeld, lag dat heel anders. De progressieve proefkonijnen waren nu net zo conservatief als een ‘van nature’ conservatieve student.
De dreiging van een terroristische aanslag doet ons aan de dood denken.
Conservatisme als bescherming tegen angst en onzekerheid
Met deze uitkomst tonen Nail en co aan dat een gevoel van dreiging – met de dood, met onrecht – leidt tot conservatisme. Daarmee vinden ze ook bewijs voor een theorie die in 2003 werd geopperd door de New Yorkse psycholoog John Jost en collega’s. Jost stelde toen dat politiek conservatisme een soort bescherming biedt tegen angst en onzekerheid. Hij baseerde dat op eerder onderzoek, waaruit bijvoorbeeld bleek dat conservatievelingen minder openstaan voor nieuwe ervaringen en moeilijker kunnen omgaan met dubbelzinnigheid dan linkse progressievelingen.
Ook de dreiging van een economische crisis kan van een progressieve linkserd een conservatieveling maken.
Niet iedereen was het eens met Josts conclusies. De Amerikaanse onderzoeker Jeff Greenberg en zijn Duitse collega Eva Jonas dachten dat dreiging er juist voor zou zorgen dat mensen sterker overtuigd raken van hun eigen politieke gelijk: een linkse rakker zou dan juist nog linkser en progressiever worden. Uit de experimenten van het team van Nail blijkt daar echter niets van. Het lijkt er dus op dat Jost gelijk heeft: angst en onzekerheid maken de mens conservatief.
Het artikel van Nail en collega’s zal verschijnen in het Journal of Experimental Social Psychology onder de titel ‘Threat causes liberals to think like conservatives’.
Generatie Y blijkt niet crisisproof
Recessie ’Dit lag niet in de planning’
door Maaike Boersma
Generatie Y blijkt niet crisisproof
Ze schieten in de kramp, tobben zich suf en durven op het werk niet vernieuwend te zijn. Generatie Y ruikt ontslag. Maar hun hand op de knip houden, oei, dat is moeilijk.
Wessing is niet de eerste, en zeker niet de laatste jonge werknemer die vanwege de crisis de laan uit wordt gestuurd. Voormalig werkloosheidsbestrijder Hans de Boer voorspelt dat jongeren massaal de dupe worden van de recessie. Het aantal jeugdwerklozen kan volgens hem in een jaar zomaar oplopen tot 100.000.
Generatie Y worden ze genoemd, jongeren tussen de twintig en half dertig. Een generatie die nooit eerder bewust een recessie, zoals die van de jaren ’80, meemaakte. Jongeren die gewend zijn geld te hebben, elke dag op stap te kunnen en minimaal twee maal per jaar met vakantie te gaan.
‘Jongeren kunnen hier moeilijker mee omgaan dan de oudere generatie’, zegt sociaal psycholoog Sander Koole, gespecialiseerd in emotie-regulatie. ‘Het lijkt niet op iets wat ze eerder hebben meegemaakt, en daarom beheerst het hun leven meer. Ze kunnen het moeilijk van zich afzetten en piekeren veel.’ ‘De angst is heel groot’, zegt ook Jeroen Boschma, auteur van het boek Generatie Einstein.‘Dit is wel de leeftijd waarop ze kinderen krijgen.’
Die angst heeft ook gevolgen op de werkvloer. ‘Jonge werknemers schieten in de kramp’, zegt Aart Bontekoning, die onderzoek deed naar ‘generaties in organisaties’. ‘Ze hebben grote angst hun baan te verliezen en daardoor passen ze zich erg aan aan de heersende bedrijfscultuur.’ Gevolg? ‘Dat ze niet meer creatief en innovatief te werk gaan, en niet meer vernieuwend bezig zijn. En dat is wat bedrijven nu juist wél nodig hebben. Dubbel drama dus.’
Dat drama ziet ook Jeroen Boschma: ‘Ik zie het bij dertigers in managementfuncties, die staan echt te kijken en hebben werkelijk géén idee wat er gebeurt nu er ineens geen geld meer is.’ In hun wanhoop grijpen ze volgens Boschma terug op traditionele middelen en durven ze geen risico’s meer te nemen.
Hoewel generatie Y zware klappen te verduren zal krijgen, is dat volgens Fred Raaij, hoogleraar economische psychologie, voor hen geen reden hun uitgavenpatroon aan te passen. ‘Ze zijn opgegroeid met het idee dat alles steeds beter wordt. In tegenstelling tot oudere generaties passen ze hun uitgavenpatroon niet aan hun inkomsten aan, maar kijken ze naar wat anderen hebben.’ Dat maakt hen volgens de econoom extra kwetsbaar. ‘Ze hebben geen buffer.’
‘Ik verwacht dat het voor hen echt dramatisch gaat worden’, zegt ook Boschma. ‘Ze zijn volledig gewend aan het oude systeem, zijn gewend geld te hebben. Ze hebben huizen gekocht voor topprijzen, een auto op afbetaling, maar geen reserves. Ze hebben geleefd op de rente van de toekomst’, met het idee: ‘Dat geld verdien ik nog wel’.’
Raaij voorspelt dat generatie Y alleen beter met geld leert omgaan als de crisis langer duurt dan een jaar of drie. ‘Als het inderdaad in 2010 voorbij is, halen ze opgelucht adem en gaan gewoon weer op oude voet verder.’ Wessing laat zich niet ontmoedigen. ‘Ik heb gewoon een vakantie met vrienden geboekt, ach dat moet kunnen.'
door Maaike Boersma
Generatie Y blijkt niet crisisproof
Ze schieten in de kramp, tobben zich suf en durven op het werk niet vernieuwend te zijn. Generatie Y ruikt ontslag. Maar hun hand op de knip houden, oei, dat is moeilijk.
Wessing is niet de eerste, en zeker niet de laatste jonge werknemer die vanwege de crisis de laan uit wordt gestuurd. Voormalig werkloosheidsbestrijder Hans de Boer voorspelt dat jongeren massaal de dupe worden van de recessie. Het aantal jeugdwerklozen kan volgens hem in een jaar zomaar oplopen tot 100.000.
Generatie Y worden ze genoemd, jongeren tussen de twintig en half dertig. Een generatie die nooit eerder bewust een recessie, zoals die van de jaren ’80, meemaakte. Jongeren die gewend zijn geld te hebben, elke dag op stap te kunnen en minimaal twee maal per jaar met vakantie te gaan.
‘Jongeren kunnen hier moeilijker mee omgaan dan de oudere generatie’, zegt sociaal psycholoog Sander Koole, gespecialiseerd in emotie-regulatie. ‘Het lijkt niet op iets wat ze eerder hebben meegemaakt, en daarom beheerst het hun leven meer. Ze kunnen het moeilijk van zich afzetten en piekeren veel.’ ‘De angst is heel groot’, zegt ook Jeroen Boschma, auteur van het boek Generatie Einstein.‘Dit is wel de leeftijd waarop ze kinderen krijgen.’
Die angst heeft ook gevolgen op de werkvloer. ‘Jonge werknemers schieten in de kramp’, zegt Aart Bontekoning, die onderzoek deed naar ‘generaties in organisaties’. ‘Ze hebben grote angst hun baan te verliezen en daardoor passen ze zich erg aan aan de heersende bedrijfscultuur.’ Gevolg? ‘Dat ze niet meer creatief en innovatief te werk gaan, en niet meer vernieuwend bezig zijn. En dat is wat bedrijven nu juist wél nodig hebben. Dubbel drama dus.’
Dat drama ziet ook Jeroen Boschma: ‘Ik zie het bij dertigers in managementfuncties, die staan echt te kijken en hebben werkelijk géén idee wat er gebeurt nu er ineens geen geld meer is.’ In hun wanhoop grijpen ze volgens Boschma terug op traditionele middelen en durven ze geen risico’s meer te nemen.
Hoewel generatie Y zware klappen te verduren zal krijgen, is dat volgens Fred Raaij, hoogleraar economische psychologie, voor hen geen reden hun uitgavenpatroon aan te passen. ‘Ze zijn opgegroeid met het idee dat alles steeds beter wordt. In tegenstelling tot oudere generaties passen ze hun uitgavenpatroon niet aan hun inkomsten aan, maar kijken ze naar wat anderen hebben.’ Dat maakt hen volgens de econoom extra kwetsbaar. ‘Ze hebben geen buffer.’
‘Ik verwacht dat het voor hen echt dramatisch gaat worden’, zegt ook Boschma. ‘Ze zijn volledig gewend aan het oude systeem, zijn gewend geld te hebben. Ze hebben huizen gekocht voor topprijzen, een auto op afbetaling, maar geen reserves. Ze hebben geleefd op de rente van de toekomst’, met het idee: ‘Dat geld verdien ik nog wel’.’
Raaij voorspelt dat generatie Y alleen beter met geld leert omgaan als de crisis langer duurt dan een jaar of drie. ‘Als het inderdaad in 2010 voorbij is, halen ze opgelucht adem en gaan gewoon weer op oude voet verder.’ Wessing laat zich niet ontmoedigen. ‘Ik heb gewoon een vakantie met vrienden geboekt, ach dat moet kunnen.'
Labels:
crisis,
crisisproof,
generatie Y,
jongeren
dinsdag 1 juni 2010
Ad van Nieuwpoort - De Crisis van Jakob
Op dinsdag 20 april vertelde Ad van Nieuwpoort een verhaal tijdens de tentoonstelling Oh Crisis! Een oud bijbelverhaal dat nieuwe inzichten kan verschaffen. Hieronder vind u een ingekorte versie van het verhaal over de Crisis van Jakob, door Ad van Nieuwpoort, dominee Thomaskerk, Zuidas Amsterdam.
In de Thomaskerk vertellen we vooral verhalen. Verhalen waar mensen zich aan kunnen spiegelen. Verhalen die onze eigen verhalen oproepen en zo een reflectie op gang brengen die we anders misschien hadden moeten missen. Een reflectie die ons nog wel eens zouden kunnen uittillen uit de schema’s waarin wij leven en denken. Dat verhaal zou dus nog wel eens hetzelfde effect kunnen hebben als de kunst die we hier zien kunnen. Vanavond een verhaal dus. En ik daag u uit zelf de parallellen te trekken met situatie waarin we op dit moment met elkaar verkeren..
Ik wil het vanavond met u hebben over de crisis van Jakob. Misschien mag ik u meenemen naar dat aloude Bijbelverhaal dat spreekt over de basisvoorwaarden van het menselijk leven. Wat heeft een mens nodig om als volwaardig mens te kunnen leven? Het Bijbelverhaal kent om te beginnen geen abstracte betogen over moraal of ethiek. Houdt ook geen verhandelingen over de zin over het leven. Het aloude verhaal vertelt een verhaal over mensen. Op een uiterst kunstzinnig literaire wijze komt alles wat met een menselijk leven van doen heeft aan de orde. Je zou kunnen zeggen: het Bijbelverhaal stoot op narratieve wijze door tot de grondbeginselen van het menselijk bestaan. Zo ook het verhaal van Jacob. Zijn vader Isaak is een wonder. Hij werd geboren uit twee stokoude mensen, Abraham en Sara. Er werd gelachen toen de geboorte van hun zoon werd aangekondigd. Dat kon niet waar zijn. En toch gebeurde het. In plaats van achter een rollator, liep de stokoude Sara achter een kinderwagen.
Isaak betekent dan ook: hij lacht. Een kind van de lach. In de verhalen over de moeizame geboorte van deze jongen ging het de vertellers om iets te vertellen over wat ‘toekomst’ eigenlijk is. Wij mensen denken dat redelijk in de hand te hebben. Maar het verhaal vertelt dat toekomst iets is dat wij op geen enkele manier kunnen regisseren, hoe graag we het ook zouden willen. Toekomst, zo wil het verhaal, dat gaat over iemand die op je toekomt. Over iemand die zomaar totaal onverwacht in je leven komt. Iemand die niet de vrucht is van jouw kosten en baten analyse, ook niet van jouw businessplan of prognoses, maar zomaar iemand. Iemand die nog wel eens heel je leven op z’n kop zou kunnen zetten. Daarover ging het in de verhalen over Isaak, de vader van Jakob. Toekomst als een volstrekt onvanzelfsprekend gebeuren.
En dan komt dus ineens Jakob op de proppen. Zijn moeder is volstrekt onvruchtbaar. Heel veelzeggend. Vooral als je bedenkt dat in de ontstaansgeschiedenis van deze verhalen ‘vruchtbaarheid’ zo’n beetje het hoogste goed was. Vruchtbaarheid als metafoor ook weer van de eigen maakbaarheid. Wie vruchtbaar is, heeft de toekomst. Wie niet, heeft afgedaan. Zo simpel was het en is het misschien nog wel steeds.
Maar ondanks die onvruchtbaarheid worden Isaak en Rebekka twee zonen geboren. Een tweeling. En zoals dat met tweelingen gaat. Ze komen er meestal nooit allebei tegelijk uit. Er moet iemand de eerste zijn. En zo ook hier. Eerst wordt Ezau geboren. Z’n naam zegt het al: behaard was hij tot en met. Duidelijk beeld van de sterkste. Dat vertelt het verhaal niet anders. Ezau is in de moederschoot al bestemd om de eerste de beste te zijn. Een jager. Op pad. Vol ambitie. En daar achteraan komt dan Jakobje, zijn hand vastgeklemd aan de hiel van Esau, zo staat er. Zo hadden al bonje in de moederschoot. Ze stootten tegen elkaar, nog voor dat ze geboren werden. En daarom ook die naam: Jakob. Hielenlichter, wordt hij wel gekscherend genoemd. Hij is de laatste, en het jongetje thuis. Staat in schril contrast met zijn broeder Esau: de sterke jager. Jakob staat in de keuken en maakt een kostelijk rode linzensoep klaar.
En als zijn broeder moe thuiskomt van de jacht, ruikt hij al in de verte de soep van Jakob. Daar heeft hij wel zin in. Eerste behoeften moeten bevredigd. Maar Jakob zegt: ik geef jou mijn soep, jij geeft mij jouw eerstgeboorterecht. En Ezau interesseert het niets, die toekomst en dat eerstgeboorterecht: hij wil alleen die soep. En roept: Ik sterf van de honger! Geef mij die soep. Jij mag mijn eerstelingschap. En zo gezegd zo gedaan.
Daar gaat het al mis tussen die broeders. En aan alles merk je. Hier gaat het over wat broederschap is. Hoe leven mensen samen? Doen ze dat ten koste of ten bate van elkaar. Pakken ze elkaar op kwetsbare momenten om er beter van te worden? Hoe gaat dat met mensen? De betrouwbaarheid staat op het spel. In elke ontmoeting. In elk samenwerken. Nu daarover gaat het verhaal van Jakob.
Op een slinkse wijze neemt hij van zijn broeder het eerstgeboorterecht af. Als vader Izaak op zijn sterfbed is en zijn oudste zoon het eerstgeboorterecht geven wil, bedenkt Jakob samen met zijn moeder een plannetje. Jakob verkleedt zich als zijn broeder. Hij doet de vacht van geitenbokjes om zijn armen, doet de kleren van zijn broer Ezau aan en brengt zijn bijna blinde vader zijn lievelingsgerecht. En als Jakob de sterfkamer van zijn vader binnenkomt vertrouwt Vader het niet.
Kom bij me, jongen, dat ik je kan betasten.
Ben jij het, mijn zoon Esau, of niet?
Hij zei:
De stem is de stem van Jakob
maar de handen zijn de handen van Esau.
Hij zei:
Ben je het echt, mijn zoon Esau?
En deze zei: Ik ben het.
En zo ging het eerstgeboorterecht naar Jakob. De laatste wordt de eerste. Maar hoe. En je voelt aan alles: hier gaat het mis. Hier wordt de lijn doorgetrokken die door Jakob reeds was ingezet. De broederschap is aan gruzelementen gevallen. Ezau zijn broeder is ziedend: Twee keer heeft hij nu al de hiel gelicht! Zo schreeuwt Ezau het uit. En dan zitten we in de crisis. Ezau wil zijn broeder doden. Hij wil niet meer samen met zijn broeder zijn. Ze zijn van broeders tot rivalen geworden. En Jakob vlucht. De rest van zijn leven staat in het teken van de vlucht voor zijn broeder. Ja, de zegen heeft hij binnen. Zijn vermogen is verzekerd en neemt alleen maar toe. Jakob wordt een groot man met ik weet niet hoeveel vee en goederen. Maar hij is vervolgens wel zonder zijn broeder.
We moeten een lang verhaal kort maken. En we komen bij de werkelijke crisis van Jakob uit. Alles wat hij wilde, heeft hij. Alleen het allerbelangrijkste ontbreekt: zijn broeder. Vele jaren is hij voor het aangezicht van zijn broeder gevlucht. In geen velden of wegen meer te bekennen. Hoe zal hij terug kunnen keren in het land van zijn geboorte? Hoe zou een herstel van broederschap weer mogelijk zijn?
Ik hoef u niet te vertellen hoe wij zomaar de verbanden kunnen leggen met de oorzaken van de crisis zoals we die meemaakten. De orde is zoek. Het evenwicht is er niet meer. Het meest wezenlijke ontbreekt. Maar hoe kom je weer terug bij wat je eigenlijke doel was in het leven. Als particulier. Of als bedrijf. Als bank. Wie durft zijn eigen crisis werkelijk onder ogen te zien. En wie durft daar ook de consequenties uit te trekken? Dat vraagt veel. Zo niet alles.
En daarom vertel ik u dit verhaal. Dit mensenverhaal waarin volgens mij al die thema’s stuk voor stuk aan de orde worden gesteld. Vanuit die vraag: wat maakt nu een mens tot een waarachtig mens? Maar ook: wat maakt al die menselijkheid kapot? Welke dreigingen hangen niet allemaal in de lucht?
We zien de broeders in het verhaal elkaar op lange afstand naderen. Hoe zal het gaan. Durven ze het aan, na al die jaren? Jakob stuurt wat geschenken vooruit om het gemoed van zijn broeder gunstig te stemmen. Maar dat blijken doekjes voor het bloeden. Met beloninkjes kom je niet tot de kern. Verandert er in feite niets. Maar wat moet er dan wel gebeuren?
En dan gaat het verhaal dat Jakob in de nacht staat aan de rivier de Jabbok. Het is doodstil. En Jakob staat daar helemaal in zijn eentje. Alles wat hij had heeft hij over die rivier moeten zetten. Tot het meest dierbare toe. Hij staat in zijn nakie. En het enige nog dat hij heeft in die stille nacht, dat is zijn naam. Over crisis gesproken.
En het verhaal vertelt van een man die met Jakob worstelt tot het opgaan van het morgenrood. Een man. Een naam wordt niet genoemd. Eerst denk je dat het Ezau is. Een gevecht van leven op dood. Maar het is iemand anders. Er wordt geworsteld, nou en of. Maar het wonderlijke is dat die man die met Jakob worstelt, Jakob laat winnen. Je zou zeggen: die Jakob moet zijn lesje leren. De zondebok moet nu maar eens worden aangewezen. Maar zo gebeurt het niet. Jakob is aan de winnende hand nota bene. Maar een ding gebeurt er wel: Jakob wordt geraakt aan zijn heupgewricht. En alles is in dit verhaal beeldtaal. Want heupgewricht betekent in de bijbel: je potentie. De bron van je kracht. En ook al is Jakob aan de winnende hand: dáár wordt hij geraakt. Misschien moet hij wel leren dat niet alles uit eigen kracht voortkomt. Misschien moet hij wel leren dat hij zonder broeder niet echt volwaardig mens kan zijn. Hoe geslaagd zijn leven er ook op het eerste gezicht uitziet.
En dan, dan roept de naamloze man: laat me los. De nacht is ten einde. Het morgenrood is opgegaan. Maar Jakob blijft Jakob. Hij wil altijd het onderste uit de kan. En hij roept: Je moet me eerst zegenen, dan laat ik je gaan.
Jakob toch. Was je niet al genoeg gezegend in je leven? Leefde je niet met een zegen die eigenlijk helemaal niet van jou was? En nu deze vraag. Of vraag je wat anders in deze nacht. In deze eenzaamheid van je bestaan?
En de man vraagt: Wat is je naam? In de bijbel is dat de meest cruciale vraag die mens aan een ander mens kan stellen. Wat is je naam? Hij vraagt niet: wat heb je allemaal bereikt in je leven? Wat is jouw CV? Wat zijn je academische titels, nee hij vraagt naar zijn naam. Want in die naam ligt heel je leven besloten. Het is datgene waarmee jij temidden van anderen tevoorschijn komt. Je onderscheidt. In de bijbel is je naam je levensprogramma, je roeping. Zoals je naam is, zo is de rol die je krijgt te spelen. En nu moet dus Jakob op de proppen komen. Met heel zijn hebben en houwen. Nu kan hij niet meer achterblijven. Hij moet met de billen bloot. Anders is er geen toekomst. Voor hem niet en voor de broederschap niet. En dan horen we in de holte van die nacht Jakob zijn naam uitroepen: Jakob!
Wij weten inmiddels die naam betekent: hielenlichter. Zo heeft zijn broer hem ook ontdekt, ontmaskert. En daarom krijgt hij hier ook een nieuwe naam. Jakob is op een dood punt gekomen. Hij is volstrekt vastgelopen. Nee, niet in uiterlijke zin. Maar wel in menselijke zin. Maar hier opent zich een nieuwe weg. Hij krijgt een nieuwe naam. Hier valt voor de eerste keer in het Bijbelverhaal de naam Israel. Strijder Gods. Zo moet hij nu maar heten.
Jouw naam zal niet langer Jakob zijn, maar Israël,
je hebt gestreden met God en met mensen
en je hebt de overhand gekregen…
We zijn nooit arrivé. We zijn onderweg. Er blijven vragen. Goddank. En als hij die nieuwe naam krijgt, vraag Jakob naar de naam van die naamloze man die met hem begon te worstelen.
Maak mij toch jouw naam bekend!
En de man zei:
Waarom vraag jij naar mijn naam?
En hij zegende hem daar.
De naam van die man wordt niet prijsgegeven maar wel bekend gemaakt in de zegen die Jakob ontvangt. Jakob wordt gezegend. Hij wordt in de crisis van zijn leven op zijn benen gezet. Toegerust om zijn broeder te kunnen ontmoeten. Die naamloze man heeft zelf Jakob laten winnen om hem dit zelf te laten ondervinden. En ineens wordt alles anders. De plaats waar hij stond heette Jabbok: worstelplaats. Maar die plaats krijgt een andere naam: Pniel: Godsaangezicht. Want, zo zegt Jakob: Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en ik ben er nog. Hoe is het mogelijk! En met zijn nieuwe naam gaat hij nu in de richting van zijn broeder. Ja, hij gaat wel mank. Hij hinkt. Want zijn potentie is geraakt.
Bij elke stap wordt hij herinnerd aan deze nacht die heel zijn leven op z’n kop zette. En dan ziet hij zijn broeder. Die ander die hij nodig heeft om werkelijk mens te worden. Waarvoor hij ogen had gekregen, en handen en voeten. Allemaal instrumenten die de mens heeft gekregen om een ander te kunnen ontmoeten. Want het is niet goed dat de mens alleen is, zegt de bijbel op de eerste bladzijde. Dat is niet goed. De mens zonder ander mens, dat staat niet. Dan komt hij niet verder. En dan zien ze elkaar die broeders.
Esau rende hem tegemoet en omarmde hem
hij viel hem om de hals en kuste hem.
En zij weenden.
Ze zien in elkaars aangezicht plotseling iets oplichten van dat naamloze van die nacht. Wat niet te grijpen is. Een geheim. Groter dan ons hart. En zo gaan ze samen. Niet langer meer als elkaars rivalen en gevangenen, maar als elkaars broeders. Elk in hun eigenheid. Een nieuwe tijd breekt aan. Jakob is tot het bot gegaan. Als Israel is hij als laatste alsnog de eerste. Voorop als één die dient. Ja, die crisis was heilzaam voor hem. Hij is er meer mens door geworden.
In de Thomaskerk vertellen we vooral verhalen. Verhalen waar mensen zich aan kunnen spiegelen. Verhalen die onze eigen verhalen oproepen en zo een reflectie op gang brengen die we anders misschien hadden moeten missen. Een reflectie die ons nog wel eens zouden kunnen uittillen uit de schema’s waarin wij leven en denken. Dat verhaal zou dus nog wel eens hetzelfde effect kunnen hebben als de kunst die we hier zien kunnen. Vanavond een verhaal dus. En ik daag u uit zelf de parallellen te trekken met situatie waarin we op dit moment met elkaar verkeren..
Ik wil het vanavond met u hebben over de crisis van Jakob. Misschien mag ik u meenemen naar dat aloude Bijbelverhaal dat spreekt over de basisvoorwaarden van het menselijk leven. Wat heeft een mens nodig om als volwaardig mens te kunnen leven? Het Bijbelverhaal kent om te beginnen geen abstracte betogen over moraal of ethiek. Houdt ook geen verhandelingen over de zin over het leven. Het aloude verhaal vertelt een verhaal over mensen. Op een uiterst kunstzinnig literaire wijze komt alles wat met een menselijk leven van doen heeft aan de orde. Je zou kunnen zeggen: het Bijbelverhaal stoot op narratieve wijze door tot de grondbeginselen van het menselijk bestaan. Zo ook het verhaal van Jacob. Zijn vader Isaak is een wonder. Hij werd geboren uit twee stokoude mensen, Abraham en Sara. Er werd gelachen toen de geboorte van hun zoon werd aangekondigd. Dat kon niet waar zijn. En toch gebeurde het. In plaats van achter een rollator, liep de stokoude Sara achter een kinderwagen.
Isaak betekent dan ook: hij lacht. Een kind van de lach. In de verhalen over de moeizame geboorte van deze jongen ging het de vertellers om iets te vertellen over wat ‘toekomst’ eigenlijk is. Wij mensen denken dat redelijk in de hand te hebben. Maar het verhaal vertelt dat toekomst iets is dat wij op geen enkele manier kunnen regisseren, hoe graag we het ook zouden willen. Toekomst, zo wil het verhaal, dat gaat over iemand die op je toekomt. Over iemand die zomaar totaal onverwacht in je leven komt. Iemand die niet de vrucht is van jouw kosten en baten analyse, ook niet van jouw businessplan of prognoses, maar zomaar iemand. Iemand die nog wel eens heel je leven op z’n kop zou kunnen zetten. Daarover ging het in de verhalen over Isaak, de vader van Jakob. Toekomst als een volstrekt onvanzelfsprekend gebeuren.
En dan komt dus ineens Jakob op de proppen. Zijn moeder is volstrekt onvruchtbaar. Heel veelzeggend. Vooral als je bedenkt dat in de ontstaansgeschiedenis van deze verhalen ‘vruchtbaarheid’ zo’n beetje het hoogste goed was. Vruchtbaarheid als metafoor ook weer van de eigen maakbaarheid. Wie vruchtbaar is, heeft de toekomst. Wie niet, heeft afgedaan. Zo simpel was het en is het misschien nog wel steeds.
Maar ondanks die onvruchtbaarheid worden Isaak en Rebekka twee zonen geboren. Een tweeling. En zoals dat met tweelingen gaat. Ze komen er meestal nooit allebei tegelijk uit. Er moet iemand de eerste zijn. En zo ook hier. Eerst wordt Ezau geboren. Z’n naam zegt het al: behaard was hij tot en met. Duidelijk beeld van de sterkste. Dat vertelt het verhaal niet anders. Ezau is in de moederschoot al bestemd om de eerste de beste te zijn. Een jager. Op pad. Vol ambitie. En daar achteraan komt dan Jakobje, zijn hand vastgeklemd aan de hiel van Esau, zo staat er. Zo hadden al bonje in de moederschoot. Ze stootten tegen elkaar, nog voor dat ze geboren werden. En daarom ook die naam: Jakob. Hielenlichter, wordt hij wel gekscherend genoemd. Hij is de laatste, en het jongetje thuis. Staat in schril contrast met zijn broeder Esau: de sterke jager. Jakob staat in de keuken en maakt een kostelijk rode linzensoep klaar.
En als zijn broeder moe thuiskomt van de jacht, ruikt hij al in de verte de soep van Jakob. Daar heeft hij wel zin in. Eerste behoeften moeten bevredigd. Maar Jakob zegt: ik geef jou mijn soep, jij geeft mij jouw eerstgeboorterecht. En Ezau interesseert het niets, die toekomst en dat eerstgeboorterecht: hij wil alleen die soep. En roept: Ik sterf van de honger! Geef mij die soep. Jij mag mijn eerstelingschap. En zo gezegd zo gedaan.
Daar gaat het al mis tussen die broeders. En aan alles merk je. Hier gaat het over wat broederschap is. Hoe leven mensen samen? Doen ze dat ten koste of ten bate van elkaar. Pakken ze elkaar op kwetsbare momenten om er beter van te worden? Hoe gaat dat met mensen? De betrouwbaarheid staat op het spel. In elke ontmoeting. In elk samenwerken. Nu daarover gaat het verhaal van Jakob.
Op een slinkse wijze neemt hij van zijn broeder het eerstgeboorterecht af. Als vader Izaak op zijn sterfbed is en zijn oudste zoon het eerstgeboorterecht geven wil, bedenkt Jakob samen met zijn moeder een plannetje. Jakob verkleedt zich als zijn broeder. Hij doet de vacht van geitenbokjes om zijn armen, doet de kleren van zijn broer Ezau aan en brengt zijn bijna blinde vader zijn lievelingsgerecht. En als Jakob de sterfkamer van zijn vader binnenkomt vertrouwt Vader het niet.
Kom bij me, jongen, dat ik je kan betasten.
Ben jij het, mijn zoon Esau, of niet?
Hij zei:
De stem is de stem van Jakob
maar de handen zijn de handen van Esau.
Hij zei:
Ben je het echt, mijn zoon Esau?
En deze zei: Ik ben het.
En zo ging het eerstgeboorterecht naar Jakob. De laatste wordt de eerste. Maar hoe. En je voelt aan alles: hier gaat het mis. Hier wordt de lijn doorgetrokken die door Jakob reeds was ingezet. De broederschap is aan gruzelementen gevallen. Ezau zijn broeder is ziedend: Twee keer heeft hij nu al de hiel gelicht! Zo schreeuwt Ezau het uit. En dan zitten we in de crisis. Ezau wil zijn broeder doden. Hij wil niet meer samen met zijn broeder zijn. Ze zijn van broeders tot rivalen geworden. En Jakob vlucht. De rest van zijn leven staat in het teken van de vlucht voor zijn broeder. Ja, de zegen heeft hij binnen. Zijn vermogen is verzekerd en neemt alleen maar toe. Jakob wordt een groot man met ik weet niet hoeveel vee en goederen. Maar hij is vervolgens wel zonder zijn broeder.
We moeten een lang verhaal kort maken. En we komen bij de werkelijke crisis van Jakob uit. Alles wat hij wilde, heeft hij. Alleen het allerbelangrijkste ontbreekt: zijn broeder. Vele jaren is hij voor het aangezicht van zijn broeder gevlucht. In geen velden of wegen meer te bekennen. Hoe zal hij terug kunnen keren in het land van zijn geboorte? Hoe zou een herstel van broederschap weer mogelijk zijn?
Ik hoef u niet te vertellen hoe wij zomaar de verbanden kunnen leggen met de oorzaken van de crisis zoals we die meemaakten. De orde is zoek. Het evenwicht is er niet meer. Het meest wezenlijke ontbreekt. Maar hoe kom je weer terug bij wat je eigenlijke doel was in het leven. Als particulier. Of als bedrijf. Als bank. Wie durft zijn eigen crisis werkelijk onder ogen te zien. En wie durft daar ook de consequenties uit te trekken? Dat vraagt veel. Zo niet alles.
En daarom vertel ik u dit verhaal. Dit mensenverhaal waarin volgens mij al die thema’s stuk voor stuk aan de orde worden gesteld. Vanuit die vraag: wat maakt nu een mens tot een waarachtig mens? Maar ook: wat maakt al die menselijkheid kapot? Welke dreigingen hangen niet allemaal in de lucht?
We zien de broeders in het verhaal elkaar op lange afstand naderen. Hoe zal het gaan. Durven ze het aan, na al die jaren? Jakob stuurt wat geschenken vooruit om het gemoed van zijn broeder gunstig te stemmen. Maar dat blijken doekjes voor het bloeden. Met beloninkjes kom je niet tot de kern. Verandert er in feite niets. Maar wat moet er dan wel gebeuren?
En dan gaat het verhaal dat Jakob in de nacht staat aan de rivier de Jabbok. Het is doodstil. En Jakob staat daar helemaal in zijn eentje. Alles wat hij had heeft hij over die rivier moeten zetten. Tot het meest dierbare toe. Hij staat in zijn nakie. En het enige nog dat hij heeft in die stille nacht, dat is zijn naam. Over crisis gesproken.
En het verhaal vertelt van een man die met Jakob worstelt tot het opgaan van het morgenrood. Een man. Een naam wordt niet genoemd. Eerst denk je dat het Ezau is. Een gevecht van leven op dood. Maar het is iemand anders. Er wordt geworsteld, nou en of. Maar het wonderlijke is dat die man die met Jakob worstelt, Jakob laat winnen. Je zou zeggen: die Jakob moet zijn lesje leren. De zondebok moet nu maar eens worden aangewezen. Maar zo gebeurt het niet. Jakob is aan de winnende hand nota bene. Maar een ding gebeurt er wel: Jakob wordt geraakt aan zijn heupgewricht. En alles is in dit verhaal beeldtaal. Want heupgewricht betekent in de bijbel: je potentie. De bron van je kracht. En ook al is Jakob aan de winnende hand: dáár wordt hij geraakt. Misschien moet hij wel leren dat niet alles uit eigen kracht voortkomt. Misschien moet hij wel leren dat hij zonder broeder niet echt volwaardig mens kan zijn. Hoe geslaagd zijn leven er ook op het eerste gezicht uitziet.
En dan, dan roept de naamloze man: laat me los. De nacht is ten einde. Het morgenrood is opgegaan. Maar Jakob blijft Jakob. Hij wil altijd het onderste uit de kan. En hij roept: Je moet me eerst zegenen, dan laat ik je gaan.
Jakob toch. Was je niet al genoeg gezegend in je leven? Leefde je niet met een zegen die eigenlijk helemaal niet van jou was? En nu deze vraag. Of vraag je wat anders in deze nacht. In deze eenzaamheid van je bestaan?
En de man vraagt: Wat is je naam? In de bijbel is dat de meest cruciale vraag die mens aan een ander mens kan stellen. Wat is je naam? Hij vraagt niet: wat heb je allemaal bereikt in je leven? Wat is jouw CV? Wat zijn je academische titels, nee hij vraagt naar zijn naam. Want in die naam ligt heel je leven besloten. Het is datgene waarmee jij temidden van anderen tevoorschijn komt. Je onderscheidt. In de bijbel is je naam je levensprogramma, je roeping. Zoals je naam is, zo is de rol die je krijgt te spelen. En nu moet dus Jakob op de proppen komen. Met heel zijn hebben en houwen. Nu kan hij niet meer achterblijven. Hij moet met de billen bloot. Anders is er geen toekomst. Voor hem niet en voor de broederschap niet. En dan horen we in de holte van die nacht Jakob zijn naam uitroepen: Jakob!
Wij weten inmiddels die naam betekent: hielenlichter. Zo heeft zijn broer hem ook ontdekt, ontmaskert. En daarom krijgt hij hier ook een nieuwe naam. Jakob is op een dood punt gekomen. Hij is volstrekt vastgelopen. Nee, niet in uiterlijke zin. Maar wel in menselijke zin. Maar hier opent zich een nieuwe weg. Hij krijgt een nieuwe naam. Hier valt voor de eerste keer in het Bijbelverhaal de naam Israel. Strijder Gods. Zo moet hij nu maar heten.
Jouw naam zal niet langer Jakob zijn, maar Israël,
je hebt gestreden met God en met mensen
en je hebt de overhand gekregen…
We zijn nooit arrivé. We zijn onderweg. Er blijven vragen. Goddank. En als hij die nieuwe naam krijgt, vraag Jakob naar de naam van die naamloze man die met hem begon te worstelen.
Maak mij toch jouw naam bekend!
En de man zei:
Waarom vraag jij naar mijn naam?
En hij zegende hem daar.
De naam van die man wordt niet prijsgegeven maar wel bekend gemaakt in de zegen die Jakob ontvangt. Jakob wordt gezegend. Hij wordt in de crisis van zijn leven op zijn benen gezet. Toegerust om zijn broeder te kunnen ontmoeten. Die naamloze man heeft zelf Jakob laten winnen om hem dit zelf te laten ondervinden. En ineens wordt alles anders. De plaats waar hij stond heette Jabbok: worstelplaats. Maar die plaats krijgt een andere naam: Pniel: Godsaangezicht. Want, zo zegt Jakob: Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en ik ben er nog. Hoe is het mogelijk! En met zijn nieuwe naam gaat hij nu in de richting van zijn broeder. Ja, hij gaat wel mank. Hij hinkt. Want zijn potentie is geraakt.
Bij elke stap wordt hij herinnerd aan deze nacht die heel zijn leven op z’n kop zette. En dan ziet hij zijn broeder. Die ander die hij nodig heeft om werkelijk mens te worden. Waarvoor hij ogen had gekregen, en handen en voeten. Allemaal instrumenten die de mens heeft gekregen om een ander te kunnen ontmoeten. Want het is niet goed dat de mens alleen is, zegt de bijbel op de eerste bladzijde. Dat is niet goed. De mens zonder ander mens, dat staat niet. Dan komt hij niet verder. En dan zien ze elkaar die broeders.
Esau rende hem tegemoet en omarmde hem
hij viel hem om de hals en kuste hem.
En zij weenden.
Ze zien in elkaars aangezicht plotseling iets oplichten van dat naamloze van die nacht. Wat niet te grijpen is. Een geheim. Groter dan ons hart. En zo gaan ze samen. Niet langer meer als elkaars rivalen en gevangenen, maar als elkaars broeders. Elk in hun eigenheid. Een nieuwe tijd breekt aan. Jakob is tot het bot gegaan. Als Israel is hij als laatste alsnog de eerste. Voorop als één die dient. Ja, die crisis was heilzaam voor hem. Hij is er meer mens door geworden.
donderdag 29 april 2010
FINAL CALL for CRISIS COMMENTS
Welkom op de finissage van OH CRISIS!
De laatste avond waarin wij vanuit de kunst de credit crisis benaderen.
Een laatste rondleiding, alternatieve ruilhandel, conversations at the campfire; stof genoeg voor gesprek.
Laat hier uw reacties achter, in ruil voor een biertje.
Een laatste groet en tot volgend jaar, met of zonder crisis?
Jacqueline en Nathanja
De laatste avond waarin wij vanuit de kunst de credit crisis benaderen.
Een laatste rondleiding, alternatieve ruilhandel, conversations at the campfire; stof genoeg voor gesprek.
Laat hier uw reacties achter, in ruil voor een biertje.
Een laatste groet en tot volgend jaar, met of zonder crisis?
Jacqueline en Nathanja
BANKIERS VLUCHT NAAR DE ZON - JEROEN SMIT over de CREDIT CRISIS
12 april 2010 sprak Jeroen Smit over de credit crisis in de stallen van Huize Frankendael.
Jeroen Smit (1963) bedrijfskundige en auteur van (o.a.) De Prooi, nam ons in anderhalf uur tijd mee langs de het proces van De Bank, de oorzaken van crises en de rol van menselijk handelen hierin.
Hoe is het mogelijk dat dit voor ons land zo belangrijke en kennelijk florerend instituut niet in staat is geweest om verder richting te geven aan haar eigen toekomst? Om niet alleen leidend te zijn maar ook leidend te blijven? Op zoek naar antwoorden sprak Jeroen Smit de afgelopen anderhalf jaar met vrijwel alle direct betrokkenen. In zijn boek ‘De Prooi, Blinde trots breekt ABN Amro’, reconstrueert Smit wat er is in de kern is mis gegaan bij wat zonder twijfel de ‘hofleverancier van bankiers in Nederland’ was. Boze, verdrietige en gefrustreerde bankiers, bestuurders en adviseurs benadrukten in verreweg de meeste van die 133 gesprekken dat het management van de bank, inclusief de Raad van Commissarissen, heeft gefaald.
Besturen blijft mensenwerk, waar menselijk gedrag een hoofdrol in speelt. Smit illustreerde dit met het ‘nummer twee model’. De gedoodverfde nummer twee, die altijd in de schaduw van nummer een zal blijven staan. Het is deze persoon in de Raad van Bestuur van De Bank waar Smit zijn pijlen op richtte. Want bestaat er een tergender situatie dan te opereren zonder macht? Her resultaat is een elkaar beconcurrerend bestuur, dan ieder zijns weg gaat, niet meer met elkaar communiceert en ieder zijn eigen doelen nastreeft. Op weg naar eeuwige roem. Het zijn dit soort voorbeelden die aanwijzen dat financiele structuren net zo goed onderhevig zijn aan emoties.
Het kunstwerk dat Jeroen ‘citeerde’ in deze context was dat van Marthe Hjorth Jessen. Het werk bestaat uit een draadconstructie dat geheel onder water verdwijnt, maar eenmaal langzaam overeind getrokken een enorm construct vormt vol met zeepbellen. Het werk is solide en kwetsbaar tegelijk. Transparant maar tegelijkertijd hermetisch. Door te blazen veranderen de bellen, maar het construct blijft overeind. Het werk illustreert wat Jeroen betreft de maakbaarheid van het financiele systeem en eveneens de kwetsbaarheid ervan. De buitenzijde imponeert, maar de inhoud blijft pure lucht. Het geeft aan waar wij ook als consumenten op vertrouwen.
Er zijn maar weinig bestuurders die de vlucht naar de zon, gelijk Icarus, niet ambieren. De bonuscultuur is volgens Smit goed te begrijpen vanuit menselijk gedrag. Als jij een lezing hebt gegeven, en 3000 euro hebt ontvangen rijd je blij terug naar huis. Als dan vervolgens je collega belt en je vertelt dat hij voor dezelfde lezing vorig jaar 4000 kreeg, dan baal je.
Stelling: “Beloning en waardering betekenen hetzelfde”
Het gros van het corporate leven wordt gedomineerd door mannen. Ook dit is verklaarbaar; de mens ziet graag zijn evenknie. Zeker als het gaat om opvolging. Smit illustreert: een Raad van Bestuur telt een aantal haast identieke individuen, die allen lid zijn geweest bij een corporale studentenvereniging, uit een welgesteld milieu komen en vaak woonachtig zijn in het Gooi. In de besluitvorming ontstaat een eenzijdige ratio, waarbij geen andere geluiden worden gehoord dan de eigen eenduidige mening. Voor een bedrijf is dit een probleem. Iedereen wil harder en sneller, maar als je uit de bocht vliegt kan niemand meer bijsturen. Laat staan remmen. Meer diversiteit, en meer vrouwen in de Raad van Commissarissen zou veel kunnen betekenen voor organisaties, zeker ten tijde van crises.
Stelling: “De Bank was niet gevallen als er meer vrouwen in de Raad van Commissarissen hadden gezeten”
Jeroen Smit (1963) bedrijfskundige en auteur van (o.a.) De Prooi, nam ons in anderhalf uur tijd mee langs de het proces van De Bank, de oorzaken van crises en de rol van menselijk handelen hierin.
Hoe is het mogelijk dat dit voor ons land zo belangrijke en kennelijk florerend instituut niet in staat is geweest om verder richting te geven aan haar eigen toekomst? Om niet alleen leidend te zijn maar ook leidend te blijven? Op zoek naar antwoorden sprak Jeroen Smit de afgelopen anderhalf jaar met vrijwel alle direct betrokkenen. In zijn boek ‘De Prooi, Blinde trots breekt ABN Amro’, reconstrueert Smit wat er is in de kern is mis gegaan bij wat zonder twijfel de ‘hofleverancier van bankiers in Nederland’ was. Boze, verdrietige en gefrustreerde bankiers, bestuurders en adviseurs benadrukten in verreweg de meeste van die 133 gesprekken dat het management van de bank, inclusief de Raad van Commissarissen, heeft gefaald.
Besturen blijft mensenwerk, waar menselijk gedrag een hoofdrol in speelt. Smit illustreerde dit met het ‘nummer twee model’. De gedoodverfde nummer twee, die altijd in de schaduw van nummer een zal blijven staan. Het is deze persoon in de Raad van Bestuur van De Bank waar Smit zijn pijlen op richtte. Want bestaat er een tergender situatie dan te opereren zonder macht? Her resultaat is een elkaar beconcurrerend bestuur, dan ieder zijns weg gaat, niet meer met elkaar communiceert en ieder zijn eigen doelen nastreeft. Op weg naar eeuwige roem. Het zijn dit soort voorbeelden die aanwijzen dat financiele structuren net zo goed onderhevig zijn aan emoties.
Het kunstwerk dat Jeroen ‘citeerde’ in deze context was dat van Marthe Hjorth Jessen. Het werk bestaat uit een draadconstructie dat geheel onder water verdwijnt, maar eenmaal langzaam overeind getrokken een enorm construct vormt vol met zeepbellen. Het werk is solide en kwetsbaar tegelijk. Transparant maar tegelijkertijd hermetisch. Door te blazen veranderen de bellen, maar het construct blijft overeind. Het werk illustreert wat Jeroen betreft de maakbaarheid van het financiele systeem en eveneens de kwetsbaarheid ervan. De buitenzijde imponeert, maar de inhoud blijft pure lucht. Het geeft aan waar wij ook als consumenten op vertrouwen.
Er zijn maar weinig bestuurders die de vlucht naar de zon, gelijk Icarus, niet ambieren. De bonuscultuur is volgens Smit goed te begrijpen vanuit menselijk gedrag. Als jij een lezing hebt gegeven, en 3000 euro hebt ontvangen rijd je blij terug naar huis. Als dan vervolgens je collega belt en je vertelt dat hij voor dezelfde lezing vorig jaar 4000 kreeg, dan baal je.
Stelling: “Beloning en waardering betekenen hetzelfde”
Het gros van het corporate leven wordt gedomineerd door mannen. Ook dit is verklaarbaar; de mens ziet graag zijn evenknie. Zeker als het gaat om opvolging. Smit illustreert: een Raad van Bestuur telt een aantal haast identieke individuen, die allen lid zijn geweest bij een corporale studentenvereniging, uit een welgesteld milieu komen en vaak woonachtig zijn in het Gooi. In de besluitvorming ontstaat een eenzijdige ratio, waarbij geen andere geluiden worden gehoord dan de eigen eenduidige mening. Voor een bedrijf is dit een probleem. Iedereen wil harder en sneller, maar als je uit de bocht vliegt kan niemand meer bijsturen. Laat staan remmen. Meer diversiteit, en meer vrouwen in de Raad van Commissarissen zou veel kunnen betekenen voor organisaties, zeker ten tijde van crises.
Stelling: “De Bank was niet gevallen als er meer vrouwen in de Raad van Commissarissen hadden gezeten”
donderdag 22 april 2010
OLAV VELTHUIS OVER CRISIS EN KUNST
Damien Hirst sold his Golden Calff the day the Lehman brothers fell for bankrupcy. Bubbles are not so unknown in the art market. At art auctions only top quality pieces sell in times of crisis; the rest is dealt with under the counter in order to keep up appearances.
Is de crisis een inspiratiebron?
Er zijn veel kunstenaars die reflecteren op economie, vaak op een ironische manier. Ze zetten vraagtekens bij de kenniseconomie. Kennis van economen is echter niet toereikend in tijden van crisis; zij verliezen hun geloofwaardigheid en worden gezien als de ‘aanstichters van het kwaad’. We hebben daarom juist tijdens een crisis behoefte aan de visie van outsiders. Dit gegeven is niet nieuw: Marcel Duchamps en Joseph Bueys gingen voor.
Kunst helpt bij een brede visie, anders dan 1 waarheid.
Etoy is a Swiss artist group acting like a company. It confronts with symbic aspects of financials markets. Doing so, the collective offers a critical perspective.
Lisa Autogena used stockmarket data to create a poetic work that continues as trade on the stockmarket good on. In a huge projection of a starry night, stars rise and fall according to their position on the exchange.
Hoe werkt vertrouwen?
Marcel Duchamps schreef een zelfgemaakte cheque uit voor de tandarts. Deze cheque werd geaccepteerd. Het idée reflecteert over vertrouwen, ons economisch systeem maar tegelijkertijd over de rol van kunst hierin.
Nog iets verder ging J.S.G. Boggs. Hij tekende zijn eigen geld. Met deze creatieve bankbiljetten betaalde hij na diners in restaurants. Soms werden ze geaccepteerd. Hij vroeg dan ook wisselgeld terug. Boggs heft een aantal maal gezeten voor valsmunterij, hoewel de bankbiljetten overduidelijk niet bedoeld waren als vervalsing. De achterkant was altijd blanco met louter een handtekening en vingerafdruk.
Creation and destruction of Wealth
Yves Klein sold his ‘zones of immaterial pictorial sensibility for gold’, which he would throw away after receiving it. Michael Langley cataloged all his possessions. He wrapped it up, gave it numbers and deliberately put it in a giant shredder afterwards. There was nothing left but dust.
His statement: 0% grow is a tabu.
Alternatieve economische systemen.
Kunst zoekt met enige regelmaat naar alternatieve economische systemen.
Kunnen we iets anders bedenken waar groei en geld niet zo belangrijk zijn? Een Fringe economy. Kunstenaar Enric Duran bijvoorbeeld betaalde leningen niet terug als statement. Maar ook Kelvin Thompkins en Marcel Duchamps bedachten alternatieve strategieen.
Wat betekent kunst in tijden van crisis?
Kunst laat je anders denken over economische relaties en is - als je goed oplet - ook in zekere zin een voorspeller van crises. Kunst is, zoals ook Saskia Stuiveling zegt in haar interview, een belangrijke kritische buitenstaander die de maatschappij soms een spiegel voorhoudt, dan weer reflecteert op ontwikkelingen in ons economische systeem. Het houdt onze blik open, en maakt alternatieven inzichtelijk. We zouden er goed aan doen kunst in dit kader serieus te nemen.
Amsterdam, 19 april 19:00-00:00 uur. Art Dinner in de salons. Aanwezigen: ca. 25 kunstliefhebbers, geinteresseerden, mensen uit bedrijfsleven, kunstenaars, ondernemers, wetenschappers. Verslag door Jacqueline Grandjean
vrijdag 16 april 2010
OH CRISIS! IN CONCERT
Dat je met minieme middelen toch een heleboel lol kunt hebben bewezen de Barockpuppies afgelopen dinsdagavond. Met hun zevende filosofische concert brachten de Barockpuppies muzikale en literaire citaten van o.a. Marlene Dietrich, Bertolt Brecht, Kurt Weil, Ute Lemper, Zarah Leander en Nina Hagen een ode aan de crisis, en de vorige crisis, en de crisis daarvoor. Hoe je met beperkte middelen kunt improviseren werd op muzikale en humoristische wijze duidelijk door bijvoorbeeld een met skateboardwiel, speld en papier geimproviseerde pick-up en een hilarisch voorgelezen concert. De stal zat vol; we hebben nog nooit eerder zo weinig beenruimte gehad ;-) Maar: 'Davon geht die welt nicht unter.' Saskia Meijs: altviool, Martijn Grooterndorst: video, Dorona Alberti: zang, Martin Fondse: toesten, Finn Kruyning: percussie.
woensdag 7 april 2010
Oog voor Kunst in de Crisis
Michiel Goudswaard schrijft in het Financieel Dagblad naar aanleiding van de tentoonstelling OH CRISIS!:
"Kunst kan ons anders naar de financiele crisis doen kijken. Als we dat willen tenminste"
(voorpagina FD, 2/4/10 - Bankiers mijden confrontatie met kunst".
Op 3 april gaat Goudswaard verder in op de waarde van kunst in onze samenleving:
"Bedrijven binnen en buiten de financiële sector hebben het moeilijk en zijn terughoudender met de aankoop van kunst of met subsidiëring van de culturele sector.
Terwijl we collectief juist nu sterk behoefte hebben aan nieuwe ideeën en onverwachte inzichten. Bijvoorbeeld uit de hoek van de beeldende kunst. Bijvoorbeeld van generaties die jonger zijn dan de verantwoordelijken van nu.
Kunstenaars zijn vrije denkers die al associërend mensen in bedrijven op nieuwe gedachten kunnen brengen en desnoods in de rol van hofnar de gevestigde orde onverbloemd kunnen bekritiseren. Allebei nuttig, juist in crisistijd."
"Kunst kan ons anders naar de financiele crisis doen kijken. Als we dat willen tenminste"
(voorpagina FD, 2/4/10 - Bankiers mijden confrontatie met kunst".
Op 3 april gaat Goudswaard verder in op de waarde van kunst in onze samenleving:
"Bedrijven binnen en buiten de financiële sector hebben het moeilijk en zijn terughoudender met de aankoop van kunst of met subsidiëring van de culturele sector.
Terwijl we collectief juist nu sterk behoefte hebben aan nieuwe ideeën en onverwachte inzichten. Bijvoorbeeld uit de hoek van de beeldende kunst. Bijvoorbeeld van generaties die jonger zijn dan de verantwoordelijken van nu.
Kunstenaars zijn vrije denkers die al associërend mensen in bedrijven op nieuwe gedachten kunnen brengen en desnoods in de rol van hofnar de gevestigde orde onverbloemd kunnen bekritiseren. Allebei nuttig, juist in crisistijd."
zondag 4 april 2010
vrijdag 2 april 2010
donderdag 1 april 2010
UW REACTIE OP DE TENTOONSTELLING
Welkom op de opening van OH CRISIS!
Op deze blog verzamelen wij informatie over crisis en kunst; de uitkomst van het debat dat tijdens het OH CRISIS! project wordt gevoerd.
Wij nodigen u van harte uit uw reactie te plaatsen op deze blog.
U kunt deze via het 'reageren' menu achterlaten.
Hartelijk dank.
Jacqueline Grandjean
Nathanja van Dijk
Op deze blog verzamelen wij informatie over crisis en kunst; de uitkomst van het debat dat tijdens het OH CRISIS! project wordt gevoerd.
Wij nodigen u van harte uit uw reactie te plaatsen op deze blog.
U kunt deze via het 'reageren' menu achterlaten.
Hartelijk dank.
Jacqueline Grandjean
Nathanja van Dijk
dinsdag 23 maart 2010
Thomas Weinberger - Marina Dubai - 2006
ING Collectie, Nederland
ING geeft een prachtige foto van Thomas Weinberger in bruikleen voor de tentoonstelling OH CRISIS!
Het werk Marina Dubai belicht een belangrijk aspect van de crisis op een mooie en tegelijkertijd aangrijpende manier.
Jarenlang leek de bouw van torenhoge flats, kantoorgebouwen in Dubai onverstoorbaar. Er werden eilanden vervaardigd in de vorm van Palmbomen, de grootste indoor skibaan werd aangelegd en de hoogste wolkenkrabber ter wereld werd in Dubai gebouwd. Maar nu wordt de rekening gepresenteerd en de schulden van het emiraat knagen aan een stad die is gebouwd van geleend geld.
De financiële crisis heeft de huizenmarkt wereldwijd flink afgekoeld. Huizen en panden worden gedwongen verkocht en de hypotheekvoorwaarden zijn flink aangescherpt. In Dubai zijn de huizenprijzen sinds vorig jaar met vijftig procent gedaald.
Projecten werden stopgezet en de buitenlandse werkkrachten vertrokken. Vandaag de dag staat de stad vol met onafgemaakte gebouwen, en staan appartementen te koop of leeg.
Had Thomas Weinberger in 2006 een vooruitziende blik toen hij deze bouwput in Dubai fotografeerde?
maandag 22 maart 2010
FINANCIAL CRISIS SESSION III
Taking as their inspiration a passage in Lars von Trier’s film Epidemic, Superflex’s new films shows prominent figures who combine the worlds of art and finance, as they subject themselves to hypnosis. Danish artist-activist Superflex work outside traditional art contexts, collaborating with designers, engineers, businesses and marketers, they define their works as tools which have the potential for social or economic change. The artist-activists explained: “We want to experience the final stages of an economic crisis as seen through the eyes of a mayor economic player. We will use hypnosis to get us there, talk us through it and maybe even speak about what is to be seen on the other side of an apocalyptic financial crisis”. The film was shown at the Frieze Art Fair in London in 2009 as well as on Channel4. Watch episode #3: http://www.channels.com/episodes/show/7291536/Superflex-The-Financial-Crisis-Session-III-2009-?page=2
dinsdag 16 maart 2010
ALL THAT GLITTERS
Created by Rafi Ghanaghounian, Anna Pantchev and James Gauvreau is this thought provoking art piece reflecting the economic crisis titled, ‘All That Glitters’ in gallery Keep6c Toronto, Canada.Featuring several piggy banks with glitter against a scenery of wall street, ‘All That Glitters’ explores the idea of people gaining and losing money, and how the good times can screech to a halt and become empty, as was indicated by the smashed piggy banks coated inside with glitter. There were an abundance of meanings and ideas in the piece. Unfortunately, last night was the final day to see the ‘All that Glitters’ exhibit since Rafi Ghanaghounian is closing the gallery to pursue opportunities in NYC.
vrijdag 12 maart 2010
OORLOG OF CRISIS?
De Amerikaan Anthony Suau heeft de World Press Photo van het jaar 2008 gewonnen. De foto is uit maart 2008 en toont een politieagent die met getrokken wapen een huis doorzoekt. Het beeld is deel van een grotere reportage van Suau over de economische crisis in Cleveland, waar veel mensen noodgedwongen hun huis moesten verlaten omdat ze hun hypotheek niet meer konden betalen. De foto staat volgens de jury dan ook symbool voor de wereldwijde kredietcrisis in 2008.
De foto kan echter net zo goed in een oorlogsgebied als Irak of Afghanistan zijn gemaakt. En het huis op de foto lijkt op het eerste gezicht meer op een drugspand dan op een modale burgerwoning (dit komt overigens door inbrekers). Zo uit de context gehaald van Suau’s gehele fotoserie zegt de foto weer bijna niets over de crisis.
donderdag 11 maart 2010
Herbezinning
In het westerse systeem krijgen geld en krediet een centrale rol
toebedeeld. Alle middelen worden ingezet tot het maximaliseren van iets
dat in zichzelf geen waarde heeft.
Volgens prof. Louis Baeck (KU leuven) is dit te wijten aan het afhaken van
een traditionele zingeving. Deze werd ingeruild voor een zakelijk project,
gericht op het ‘hier en nu’. De heroriëntering van het westers
gedachtegoed en onze ideeën over de zin en betekenis van ons leven heeft
ook de context en de doelgerichtheid van de economische actoren omgebogen.
Zakelijke normen van efficiënte, gericht op pragmatische en materiële
doelen bepalen onze economie en van daaruit de maatschappelijke ordening.
Beschikking over meer koopkracht werd een veralgemeende doelstelling, die
lijkt te leiden naar een allesoverheersende groeidrift.
Is het tijd voor een ideologische en theoretische herbezinning? Hoe zou
dit eruit kunnen zien?
Op 20 april filosoferen we verder Ad van Nieuwpoort
(predikant van de Thomaskerk, onder de rook van het WTC op de Zuidas)
toebedeeld. Alle middelen worden ingezet tot het maximaliseren van iets
dat in zichzelf geen waarde heeft.
Volgens prof. Louis Baeck (KU leuven) is dit te wijten aan het afhaken van
een traditionele zingeving. Deze werd ingeruild voor een zakelijk project,
gericht op het ‘hier en nu’. De heroriëntering van het westers
gedachtegoed en onze ideeën over de zin en betekenis van ons leven heeft
ook de context en de doelgerichtheid van de economische actoren omgebogen.
Zakelijke normen van efficiënte, gericht op pragmatische en materiële
doelen bepalen onze economie en van daaruit de maatschappelijke ordening.
Beschikking over meer koopkracht werd een veralgemeende doelstelling, die
lijkt te leiden naar een allesoverheersende groeidrift.
Is het tijd voor een ideologische en theoretische herbezinning? Hoe zou
dit eruit kunnen zien?
Op 20 april filosoferen we verder Ad van Nieuwpoort
(predikant van de Thomaskerk, onder de rook van het WTC op de Zuidas)
woensdag 10 maart 2010
OH CRISIS - 1 april tot 28 april 2010
Aan de vooravond van deze tentoonstelling zijn de curatoren de archieven ingedoken en op zoek gegaan naar invalshoeken over de oorzaak van de crisis. De conclusie: de invalshoeken zijn talrijk, soms tegenstrijdig en altijd ondoorgrondelijk.
Centraal in de tentoonstelling staan drie visies op de crisis, afkomstig van bestuurders van De Nederlandsche Bank (Nout Wellink), de Algemene Rkenkamer (Saskia Stuiveling), Fortis en ING. Deze zijn door kunstenaars vastgelegd op film (vier minuten). Voorafgaand aan het gesprek is aan iedere bestuurder gevraagd een kunstwerk te selecteren dat volgens hem zijn visie op de crisis het best representeert. Daarbij geholpen door de bedrijfscollectie,. De collecties, die normaal in dienst staan van het bedrijf, worden nu ingezet als middel tot reflectie. In april 2010 wordt op Huize Frankendael het kunstwerk samen met de visie op film gepresenteerd. Deze worden in de verschillende vergaderkamers en boardrooms van het huis getoond. Een lezingen en debatprogramma zijn aan de tentoonstelling verbonden. Deze vormen de verdieping op het onderwerp kredietcrisis.
Kunstenaars o.v.: Sema Bekirovic, Merijn Bolink, Martha Hjort Jessen, Meschac Gaba, Jacqueline Hassink, Reinier Gerritsen, Maze de Boer, Matthew Monahan, Tadaaki Narita, Hannah van Bart, Mounir Fatmi.
Centraal in de tentoonstelling staan drie visies op de crisis, afkomstig van bestuurders van De Nederlandsche Bank (Nout Wellink), de Algemene Rkenkamer (Saskia Stuiveling), Fortis en ING. Deze zijn door kunstenaars vastgelegd op film (vier minuten). Voorafgaand aan het gesprek is aan iedere bestuurder gevraagd een kunstwerk te selecteren dat volgens hem zijn visie op de crisis het best representeert. Daarbij geholpen door de bedrijfscollectie,. De collecties, die normaal in dienst staan van het bedrijf, worden nu ingezet als middel tot reflectie. In april 2010 wordt op Huize Frankendael het kunstwerk samen met de visie op film gepresenteerd. Deze worden in de verschillende vergaderkamers en boardrooms van het huis getoond. Een lezingen en debatprogramma zijn aan de tentoonstelling verbonden. Deze vormen de verdieping op het onderwerp kredietcrisis.
Kunstenaars o.v.: Sema Bekirovic, Merijn Bolink, Martha Hjort Jessen, Meschac Gaba, Jacqueline Hassink, Reinier Gerritsen, Maze de Boer, Matthew Monahan, Tadaaki Narita, Hannah van Bart, Mounir Fatmi.
Abonneren op:
Posts (Atom)